Mijn fysieke symptomen van rouw en burn-out lopen in elkaar over, het is onduidelijk waar het één begint en het ander dat versterkt. In de eerste maanden kon ik nog geen krant lezen, laat staan werken. Ik kon me niet concentreren, sliep slecht en was snel angstig. Het eerste rouwjaar had ik nodig om te herstellen. Reserves moesten druppelsgewijs worden bijgevuld, botten verstevigd, herinneringen verdampt en angsten gekalmeerd. Verstoorde stresshormonen moesten hun evenwicht weer vinden. Mijn zere hart heeft ruimte nodig.
Ik koos ervoor geen uitkering aan te vragen en mijn spaargeld te gebruiken. Ik verafschuwde het idee dat externe partijen zich met mijn tempo van rouwen zouden bemoeien. Dat mijn rouw naar een digitaal traject vertaald moest worden, met vinkjes, persoonlijke doelen en mijlpalen.
Voor ik het goed en wel door heb ben ik een jaar verder. Met herstellen, staren, huilen, praten. Ik voel hoe stilstaan helend voor me is. Fotoboeken maken, papierwerk, schrijven, een fijne rouwgroep, de grafsteen maken. Ik ben af en toe een paar weken in een zenklooster. Ik start mijn initiatief voor wandelingen voor jonge weduwes. Ik voel me dankbaar dat ik deze ruimte kan nemen, als ik me vergelijk met andere weduwes met jonge kinderen die plots gezinshoofd en alleenverdiener zijn.
Na een jaar moet ik toch echt op zoek naar werk. Ik vraag me
af of werken me goed zal doen. Zal de afleiding bevorderlijk zijn? Zal het me
energie geven of kosten? Mijn omgeving ziet het zeker als positief, maar ik
weet het zo net nog niet.
Een onderzoek laat zien dat de helft van de werknemers die een partner verliezen niet terugkeert in de volledige oude functie. Als ik dat check met lotgenoten merk ik grote verschillen. De één gaat na twee weken na de begrafenis weer aan het werk, de ander voorzichtig na drie maanden een paar uurtjes per week. Of werkt het eerste jaar niet. Of begint, maar moet na een half jaar weer terugschakelen. Of komt door jonge kinderen pas na drie jaar toe aan eigen rouw en heeft dan de ruimte nodig.
Wat zeggen mijn lotgenoten die weer langzaamaan begonnen? ‘Werk geeft mij houvast, geeft me weer kracht.’ ‘Mijn collega’s zijn mijn reddingsboei.’ ‘Zonder ritme zou ik op drift raken’, zegt een weduwe. De ander vindt het vreselijk, maar het moet. ‘Op het werk ben ik even geen weduwe, maar word ik gewaardeerd om de capaciteiten die ik heb.’ Thuis even ‘thuis’ kunnen laten. Sommigen willen werken omdat het thuis alleen niet uit te houden is. Vluchten voor te grote gevoelens. Op je werkplek zijn waar hij even niet in elke hoek verschijnt. Anderen zoeken de lieve collega’s die haarfijn aanvoelen wanneer je een rotdag hebt. Dikke tranen, beker thee. Dan weer door. Dat kan. Dat biedt de veilige bedding.Ik verlang naar eenvoudig werk. Zonder de verantwoordelijkheid uit mijn vorige vakgebied. Ik ga vrijwilligerswerk doen op een zorgboerderij. Ik ga een paar dagdelen werken in een natuurvoedingswinkel, waar mijn nieuwe collega’s hem goed gekend hebben. Een tijdje maak ik schoon bij oudere mensen.
De aanloop maakt me gespannen en angstig. Ik slaap vier nachten slecht en de nacht voor het werken nauwelijks. Bij spanning houdt, als in een negatieve spiraal, de angst voor slapeloosheid me wakker. Samen met mijn vertrouwde patronen van koppigheid en schaamte wordt het een explosieve combinatie. Eentje die me in een paar dagen weer helemaal platlegt. Zo erg dat ik me op mijn eerste vrijwilligerswerkdag al moet ziekmelden met ‘griep’. Drie stappen vooruit, twee achteruit.
Mijn eerste werkdag in de winkel is niet veel beter, hoe aardig mijn collega’s ook zijn. Vakken vullen, kassawerk. Dat ik me nu weer een paar uur achter elkaar moet concentreren maakt me paniekerig. Dat ik zoveel moeite heb met eenvoudig werk vind ik vreselijk confronterend. Mezelf zo te zien: nog geen schim is er over van de Marloes die ik was in mijn vorige baan, met mijn taken en verantwoordelijkheden van toen. Spoken in mijn hoofd: ik word nooit meer de oude… Na het werk fiets ik langs jouw graf. Hier hoef ik de schijn niet op te houden. Kan ik aarden in de realiteit. Woest ben ik. Het liefst smijt ik jouw bloemen omver. Ik voel me gekleineerd door de situatie, maar ik weet ook wel dat ik tegen mijn eigen trots aanloop.
Om me heen zie ik dat de meeste lotgenoten na een jaar weer ongeveer op hun volledige uren zitten. Al is dat soms wel 100% van het aantal uren, maar 70% van de energie of verantwoordelijkheden die ze hadden. Rouw, maar ook al het andere dat het wegvallen van een geliefde met zich meebrengt, kost zo veel energie.
Ik ga meermalen onderuit. ‘s Avonds meteen in bed. Na mijn ochtendwerk met een dekentje op de bank. Middagslaapjes. Om dan te concluderen dat ik moet terugkrabbelen van wat ik eerder heb beloofd aan mijn werkgever. Vreselijk vind ik dat. Ik ga te vaak mijn grenzen over. Uit gedrevenheid, domweg uit koppigheid, uit het willen voldoen aan wat ik denk dat ‘normaal’ zou zijn. Als vuistregel zou ik moeten nemen dat ik twee derde aankan van wat ik zou willen. Als ik dus 18 uur wil werken, dan is 12 uur een goed begin en waarschijnlijk een stuk realistischer. Eigenlijk waarschijnlijk net wat ik aankan.
Langzaam gaat het werken beter. Hervind ik mijn balans en mijn energie. Ik concludeer, net als wat mijn omgeving al zei, dat werken weer goed voor me is.
Wat zou het heilzaam zijn als iedere werkgever de rouwende zijn eigen tempo liet bepalen. Maar in de praktijk is dat niet altijd zo. De druk van een niet flexibel werkrooster, vaste diensten die gedraaid moeten worden, deadlines, een tijdelijk contract dat kan aflopen als je niet je volledige uren of taken haalt.
Verwachtingspatronen voor herstel van personeelszaken en de bedrijfsarts.
Maar werkstress compliceert rouw. En voor rouw werkt geen handleiding, regels of protocol. Emoties zijn simpelweg te sterk, mijn leven ligt zo dicht bij overleven en ik heb te weinig rek om concessies te doen. Rouw dwingt me mijn eigen tempo te volgen.
Een onderzoek laat zien dat de helft van de werknemers die een partner verliezen niet terugkeert in de volledige oude functie. Als ik dat check met lotgenoten merk ik grote verschillen. De één gaat na twee weken na de begrafenis weer aan het werk, de ander voorzichtig na drie maanden een paar uurtjes per week. Of werkt het eerste jaar niet. Of begint, maar moet na een half jaar weer terugschakelen. Of komt door jonge kinderen pas na drie jaar toe aan eigen rouw en heeft dan de ruimte nodig.
Wat zeggen mijn lotgenoten die weer langzaamaan begonnen? ‘Werk geeft mij houvast, geeft me weer kracht.’ ‘Mijn collega’s zijn mijn reddingsboei.’ ‘Zonder ritme zou ik op drift raken’, zegt een weduwe. De ander vindt het vreselijk, maar het moet. ‘Op het werk ben ik even geen weduwe, maar word ik gewaardeerd om de capaciteiten die ik heb.’ Thuis even ‘thuis’ kunnen laten. Sommigen willen werken omdat het thuis alleen niet uit te houden is. Vluchten voor te grote gevoelens. Op je werkplek zijn waar hij even niet in elke hoek verschijnt. Anderen zoeken de lieve collega’s die haarfijn aanvoelen wanneer je een rotdag hebt. Dikke tranen, beker thee. Dan weer door. Dat kan. Dat biedt de veilige bedding.Ik verlang naar eenvoudig werk. Zonder de verantwoordelijkheid uit mijn vorige vakgebied. Ik ga vrijwilligerswerk doen op een zorgboerderij. Ik ga een paar dagdelen werken in een natuurvoedingswinkel, waar mijn nieuwe collega’s hem goed gekend hebben. Een tijdje maak ik schoon bij oudere mensen.
De aanloop maakt me gespannen en angstig. Ik slaap vier nachten slecht en de nacht voor het werken nauwelijks. Bij spanning houdt, als in een negatieve spiraal, de angst voor slapeloosheid me wakker. Samen met mijn vertrouwde patronen van koppigheid en schaamte wordt het een explosieve combinatie. Eentje die me in een paar dagen weer helemaal platlegt. Zo erg dat ik me op mijn eerste vrijwilligerswerkdag al moet ziekmelden met ‘griep’. Drie stappen vooruit, twee achteruit.
Mijn eerste werkdag in de winkel is niet veel beter, hoe aardig mijn collega’s ook zijn. Vakken vullen, kassawerk. Dat ik me nu weer een paar uur achter elkaar moet concentreren maakt me paniekerig. Dat ik zoveel moeite heb met eenvoudig werk vind ik vreselijk confronterend. Mezelf zo te zien: nog geen schim is er over van de Marloes die ik was in mijn vorige baan, met mijn taken en verantwoordelijkheden van toen. Spoken in mijn hoofd: ik word nooit meer de oude… Na het werk fiets ik langs jouw graf. Hier hoef ik de schijn niet op te houden. Kan ik aarden in de realiteit. Woest ben ik. Het liefst smijt ik jouw bloemen omver. Ik voel me gekleineerd door de situatie, maar ik weet ook wel dat ik tegen mijn eigen trots aanloop.
Om me heen zie ik dat de meeste lotgenoten na een jaar weer ongeveer op hun volledige uren zitten. Al is dat soms wel 100% van het aantal uren, maar 70% van de energie of verantwoordelijkheden die ze hadden. Rouw, maar ook al het andere dat het wegvallen van een geliefde met zich meebrengt, kost zo veel energie.
Ik ga meermalen onderuit. ‘s Avonds meteen in bed. Na mijn ochtendwerk met een dekentje op de bank. Middagslaapjes. Om dan te concluderen dat ik moet terugkrabbelen van wat ik eerder heb beloofd aan mijn werkgever. Vreselijk vind ik dat. Ik ga te vaak mijn grenzen over. Uit gedrevenheid, domweg uit koppigheid, uit het willen voldoen aan wat ik denk dat ‘normaal’ zou zijn. Als vuistregel zou ik moeten nemen dat ik twee derde aankan van wat ik zou willen. Als ik dus 18 uur wil werken, dan is 12 uur een goed begin en waarschijnlijk een stuk realistischer. Eigenlijk waarschijnlijk net wat ik aankan.
Langzaam gaat het werken beter. Hervind ik mijn balans en mijn energie. Ik concludeer, net als wat mijn omgeving al zei, dat werken weer goed voor me is.
Wat zou het heilzaam zijn als iedere werkgever de rouwende zijn eigen tempo liet bepalen. Maar in de praktijk is dat niet altijd zo. De druk van een niet flexibel werkrooster, vaste diensten die gedraaid moeten worden, deadlines, een tijdelijk contract dat kan aflopen als je niet je volledige uren of taken haalt.
Verwachtingspatronen voor herstel van personeelszaken en de bedrijfsarts.
Maar werkstress compliceert rouw. En voor rouw werkt geen handleiding, regels of protocol. Emoties zijn simpelweg te sterk, mijn leven ligt zo dicht bij overleven en ik heb te weinig rek om concessies te doen. Rouw dwingt me mijn eigen tempo te volgen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten